De open plek in het bos
Verontwaardiging en veroordeling alom de voorbije dagen, voor het jeugdig geweld op de open plek in het Ter Kamerenbos op 1 april. Het geweld op zich is erg en ontoelaatbaar, daarover geen twijfel.
Maar hoe helend voor ons allemaal zou het zijn als we op het publieke forum ook voorbij die verontwaardiging zouden durven gaan, en karrenvrachten begrip naar die jongeren zouden brengen?
Al meer dan een jaar vragen we van onze jeugd het moeilijkste in hun ontwikkelingsfase: absolute gehoorzaamheid aan een externe autoriteit (de vaderfiguur), empathie met de zorgverleners (de moederfiguur), solidariteit met de oudere generaties, verantwoordelijkheidszin en het opofferen van heel hún leefwereld. Beeld je eens in, jij in je jeugdjaren – 15, 18, 22 jaar – en dat dit gedurende maanden van je geëist wordt. Niet een paar maanden hier en daar, maar meer dan een jaar lang en op alle terreinen in je leven, zonder tegenwicht. In De Standaard liet een van de jongeren optekenen: ‘Ik weet dat dit [samenkomen in het bos, m.a. ] gek is, en dat het niet mag, maar het doet zo goed (…) Ik had hier zoveel nood aan. (…) Hier heerst onze wet. De wet van de jongeren. Ze moeten naar ons luisteren.’
Toen ik dit las, ging mijn hart open, naar die jongen. Hij is 15 en zegt het aandoenlijk helder, en zo invoelbaar. Ik voelde zelfs een golf van sympathie door mij heen gaan.
Maar hoe reageerde die autoriteit? Door enkel nog meer met het vingertje te zwaaien en aan de schandpaal te nagelen. ‘Dit is een kaakslag voor alle mensen die zich aan de regels houden’. ‘Deze jongeren kunnen elkaar besmetten en daardoor ook weer hun ouders enzovoort…’ Really?? Tell them something new. Ik werd er boos en verdrietig van. En die kaakslag, die voelde ik niet.
Ik wil hier niet aansturen op een goedkeuring van het geweld door deze jongeren. Geweld moet ondubbelzinnig begrensd worden. En toch… We mogen als samenleving, en zeker onze overheid – de ultieme ouderfiguur in deze – niet blijven steken in een reactieve modus; we moeten iets naast de verontwaardiging zetten. Iets waardoor hun gedrag weer betekenis krijgt, waardoor zij weer betekenis krijgen. Want we bereiken hen niet meer, als we het bij de terechtwijzing houden. Onze jeugd zit op zijn tandvlees, sommigen onder hen zitten er al doorheen en melden zich in de hulpverlening met angststoornissen, eetstoornissen, gekelderd zelfvertrouwen en dito zelfwaardegevoel. Kunnen we dit horen? Hen daarin zien? Kunnen we onze liefde mobiliseren en begrijpen hoe hun ontwikkelingsbehoeften kruipen waar ze niet gaan kunnen… gelukkig maar? Zullen we voorbij de afkeuring voortaan ook spiegelen dat ze eigenlijk heel normaal, zelfs gezond reageren op deze abnormale situatie? Stel je voor dat ze níet meer ongehoorzaam doen… dan zou ik pas echt ongerust zijn.
Wanneer een cliënt zich gedemoraliseerd en in zijn groeibeweging gestopt, aanmeldt in mijn psychotherapiepraktijk, is het eerste wat ik doe een zo groot mogelijke ruimte maken in mijzelf. Een ruimte waarin alles kan ontvangen worden: én het foute gedrag (hoe groot ook) én de ervaren druk én de doorgeslagen balans én het gemis, de radeloosheid én de drang. Misschien moeten we wat die 1ste april gebeurd is, opnemen als een appel van een groep in de samenleving om ook zo’n ruimte te krijgen? Niet in de kamer van de dokter of therapeut maar in de publieke ruimte, in de media? Hoeveel verbondenheid en solidariteit zou dat wel niet creëren?
Als we nu eens zo’n plaats zouden maken - een virtuele open plek in het bos, ik noem maar wat - waar we uitnodigen tot gesprek, waar we naar hen luisteren, waar we empathie tonen en erkennen hoe deze jongeren in hun wezen gedepriveerd worden en waar we bovenal onze fierheid uitdrukken over hoe bewonderenswaardig ze zijn. Misschien past het niet de minister van Jeugd maar onze premier om daarin voor te gaan. Alexander de Grootmoedige. Hij zou kunnen beginnen met een complimentje: ‘Chapeau dat jullie overdag bijeenkwamen, en niet na de avondklok.’ ;-)
Trotse moeder van een 19-, 17- en 11-jarige.